Aftocht starterslening moet in goede banen worden geleid

Van Woensdrecht tot Menterwolde, van Maastricht tot Den Helder: gemeenten door heel het land stoppen met de starterslening. Dat was ook wel te verwachten, nadat het rijk sinds 1 mei haar bijdrage in de kosten staakte.

‘Sterke’ regio’s

Het aantal gemeenten dat de regeling – waar ik bepaald geen fan van ben – biedt, liep dit jaar terug van 300 naar 255. Een woordvoerster van de aanbieder van de regeling (SVn) liet in het AD optekenen dat onder de afhakers vooral ‘sterke’ woningmarktgebieden zijn. Zwakke regio’s zoals Oldebroek zijn juist net gestart, aldus het fonds dat sindskort op papier geen banden meer heeft met Rabo Vastgoed.

Op onderstaande kaart zijn de gemeenten die volgens de SVn-website na 1 januari stopten blauw gekleurd. In rood zie je de gemeenten die dit jaar met de regeling begonnen:

Te zien is dat Oldebroek -waar kennelijk de malaise op de woningmarkt voortduurt – zich omringd weet met gemeenten als Zwolle, Harderwijk en Heerde waar de starterslening werd gestaakt. Je moet wel heel veel fantasie hebben om in deze kaart de blauwe gebieden samen te vatten als ‘sterk presterende’ regio’s. In heel Nederland blaast de starterslening de aftocht.

Revolverende werking bleef uit

Om die werking te bereiken wordt op leningen zelfs een uitermate hoge rente gerekend

Ik had niet verwacht dat het aantal deelnemende gemeenten zó snel zou afnemen. Immers zijn veel gemeenteraden ooit met de regeling akkoord gegaan vanwege de beloofde revolverende werking, waarbij door aflossingen steeds weer nieuwe leningen zouden kunnen worden verstrekt.

Om die werking te bereiken wordt op leningen zelfs een uitermate hoge rente van 3,4 procent gerekend, waar 2,2 procent nu concurrerend zou zijn. Alles om consumenten hun lening te laten oversluiten zodra dit maar binnen de NIBUD norm past. Van het beoogde effect is echter niets te merken; het geld raakt overal in no-time op.

Flankerend beleid

Dat gemeenten stoppen met de regeling nu de rijksbijdrage stopt is begrijpelijk, zelfs toe te juichen. Maar de geldkraan zomaar dicht draaien zonder na te denken over de aangerichte schade zou onverantwoord zijn. Ongeveer 12 procent van de starters in een gemeente met starterslening maakte vorig jaar gebruik van de mogelijkheid om tot 20 procent meer te lenen dan wat de rekenmeesters van het NIBUD verantwoord achtten.

Deze kopers hebben waarschijnlijk niet stilgestaan bij de mogelijkheid dat de starterslening zou verdwijnen. Als zij echter hun huis willen doorverkopen zien zij zich geconfronteerd met een veel kleinere afzetmarkt, door toedoen van een kortzichtig gemeentebeleid toen zij een huis kochten.

Gemeenten zouden er goed aan doen om te onderzoeken of deze jongeren te helpen zijn door een deel van voorraad starterswoningen om te vormen naar goedkope huurwoningen, liefst in het goedkope deel van het vrije segment. Hiermee zijn niet jongeren die als laatste met de lening een huis hebben gekocht geholpen, maar wordt ook een basis gelegd voor noodzakelijke verdere hervormingen op de woningmarkt.