Als je na twintig kilometer ontdekt dat je de verkeerde kant op fietst, kun je twee dingen doen. Je kunt toegeven dat alle inspanningen voor niks zijn geweest en terug fietsen – óf je draait de landkaart om en fietst gewoon door. Deze wijze observatie komt van Edgar, de sullige kantoorklerk van Jiskefet.
Hoewel u bij dit voorbeeld de onzin zult inzien van het omdraaien van de kaart, beschrijft het vrij treffend een bekend fenomeen waar wij allemaal wel eens mee te maken krijgen: cognitieve dissonantie. In het kort bedoelen psychologen met deze term de stress die we ervaren wanneer we in aanraking komen met feiten of meningen die strijdig zijn met onze eigen werkelijkheid. Deze maakt dat we ernaar streven om onze werkelijkheid op één lijn te krijgen met de ervaren feiten, ofwel door onze mening aan te passen, ofwel door ons af te sluiten voor onwelgevallige meningen en feiten.
Volgens deze theorie is echter nog een derde optie mogelijk, waar Edgar zich mogelijk niet bewust van was. Hij had namelijk ook op de kaart kunnen kijken waar zijn (foute) route hem zou brengen, om vervolgens aan zichzelf te verkopen dat hij daar eigenlijk al die tijd al van plan was heen te gaan.
Dit verhaal gaat over die derde optie.
Want het kan aan mij liggen, maar ik denk de laatste tijd tal van voorbeelden tegen te komen waarbij vooral jonge mensen aan zichzelf verkopen volkomen gelukkig te zijn met hun suboptimale situatie. Zo spreek ik jongeren die van tijdelijk contract naar tijdelijk contract hoppen en mij uitleggen dat deze flexibiliteit goed is voor hun inzetbaarheid en voorkomt dat ze vastroesten. Welnu, in ‘mijn tijd’ werd ook gejobhopt, maar dan van vast contract naar (lucratiever) vast contract en vaak met een paar nieuwe cursussen op zak, die je nu eenmaal sneller krijgt aangeboden als het vooruitzicht is dat je bij de betreffende werkgever blijft.
Maar het is niet alleen de arbeidsmarktpositie van jongeren. Zo lees ik geregeld dat millennials geen waarde zouden hechten aan bezitsvorming maar in plaats daarvan liever lenen, huren en delen. Of dat jongeren steeds langer in de stad willen blijven wonen, ook na de komst van kinderen. Ik zou willen voorstellen dat we de hipster die zojuist een erfenis van een paar ton heeft gekregen deze vragen ook eens voor leggen.
Omdat er zo’n lekkere latte macchiato te krijgen is in zijn upcoming wijkje?
Neemt ook hij de moeite om een boor te gaan huren, iedere keer dat hij hem nodig heeft? Of blijft híj wonen in zijn ‘hippe’ appartementje dat een halve ton onder water staat en waar het tweede kind inmiddels in de keuken slaapt? Omdat er zo’n lekkere latte macchiato te krijgen is in zijn upcoming wijkje? Ik denk het niet.
Het zijn vrij zachte observaties, cijfers ter onderbouwing heb ik niet. En al zou ik ze hebben, een waardeoordeel over deze ‘optie drie’ bij jongeren heb ik niet en ga ik ook niet krijgen bovendien. Dat heb ik wel over een neveneffect dat ik denk waar te nemen.
Dan doel ik op de manier waarop marktpartijen en vervolgens ook beleidsmakers omgaan met de cognitieve dissonantie van jongeren. Jongeren zijn nu eenmaal de meest verhuisgeneigde groep en marketeers in de bouwsector zijn daar – zeker toen de markt vast liep – bovenop gedoken.
Maar ik krijg nog niet erg het gevoel dat zij zich echt willen verdiepen in de daadwerkelijke woonwensen van hun doelgroep. Veel liever gaan ze voor het laaghangend fruit; de wensen die jongeren zelf aangeven. En in de woningmarkt zoals wij die georganiseerd hebben zullen jongeren aangeven al blij te zijn met een veredelde bezemkast, zolang ze aan zichzelf kunnen verkopen dat dat het maximale is wat ze toekomt.
Natuurlijk zijn marketeers daarna allerminst te beroerd om consumenten te helpen hun keuzes mentaal aan zichzelf te verantwoorden. Werd eerder al het frame ‘starterswoning’ geïntroduceerd, waarbij het doen van concessies in woongenot handig werd gelinkt aan ‘wooncarrière’, nu is het de tinyhouse. Deze nóg kleinere woning staat niet langer voor carrière en de mogelijkheid in de toekomst net zo groot te wonen als de generatie voor jou, maar voor vrijheid en financiële bestedingsruimte.
In beter tijden lijkt echt niet zoveel behoefte te zijn geweest aan dergelijke concepten
Er zullen heus een hoop oprechte mensen aan deze concepten werken.Op zich is het ook prima dat de markt komt met wat zij ziet als oplossing voor de huidige beperkingen, of dat zij handvatten biedt om de pijn van de huidige beperkingen mentaal te verzachten. Maar mij valt op dat (bij mijn weten) de laatste keer dat we het hadden over tinyhouses tijdens de vorige zeepbel in 1976 was. En er in beter tijden echt niet zoveel behoefte lijkt te zijn geweest voor dergelijke concepten.
Precies daar maak ik me zorgen over. Zeker nadat ik afgelopen week op de website van Cobouw kon lezen hoe Jan Latten, hoofddemograaf van het CBS pleit voor meer kleine woningen omdat in de toekomst huishoudens vaker zullen bestaan uit alleenstaanden (al dan niet met kinderen uit een eerder huwelijk).
Volgens het stuk zullen huishoudens met slechts één kostwinner namelijk niet zomaar kiezen voor een eengezinswoning. Bij de verslappende markt die we zullen zien zodra babyboomers hun (meestal grote) woning achterlaten zullen grotere huizen dus in waarde dalen, aldus Latten en ook het Planbureau voor de Leefomgeving.
Ik geloof daar dus helemaal niks van. Ja, zodra de uitstroom van de babyboomers op de koopmarkt begint (zo vanaf 2025) zullen we een kleiner deel van ons inkomen aan wonen gaan uitgeven. Dat dat betekent dat prijzen gaan dalen lijkt me ook geheel niet uitgesloten. Maar naar mijn mening zullen ook dan mensen strijden om de mooiste huizen. Niet om de kleinste. Dat doen starters nú omdat groter financieel niet haalbaar is.
Tegen die tijd hebben we andere problemen, doen we andere concessies, en gebruiken we andere frames deze aan onszelf te verkopen
Zoals de term ‘wooncarriére’ na de gedaalde huizenprijzen vooral negatieve bijsmaak heeft, zullen de ‘vrijheid en bestedingsruimte’ die nu aan de tinyhouses worden gelinkt weinig betekenis hebben vanaf het moment dat we te kampen krijgen met krimp en leegstand. Tegen die tijd hebben we andere problemen, doen we andere concessies, en gebruiken we andere frames deze aan onszelf te verkopen.
Door vanuit onze huidige beperkingen te bedenken hoe de woningbehoefte er in de toekomst uit komt te zien, leggen we de lat te laag. We moeten nadenken hoe we willen – dat onze kinderen – wonen en vervolgens beleid verzinnen om die wens mogelijk te maken.
Niet alleen zijn we op deze manier niet ambitieus genoeg naar de toekomst toe, ook verergeren we de huidige problemen. De belangrijkste reden waarom we nu veel meer aan wonen uitgeven dan vroeger, is dat we collectief overtuigd zijn dat ‘het nu eenmaal zo is’. Doordat gedupeerden op de woningmarkt, marketeers en beleidsadviseurs allemaal elkaars geluid gaan versterken en resoneren, worden deze sentimenten en de daarmee samenhangende schommelingen op de markt uitvergroot en versterkt.
Misschien zijn de zogeheten animal spirits wel minder ongrijpbaar dan we denken. Misschien is ‘cognitieve resonantie’ wel een passender term voor het ‘natuurverschijnsel’ van doorgeslagen sentimenten. En als het dan ook maar een beetje lijkt op het natuurkundig verschijnsel waar ik deze term van leen, is antigeluid de beste manier om het te bestrijden.
1 comment for “Cognitieve resonantie”